4 november 2011

KOBE Biënnale: Op zoek naar confrontatie

KOBE Biënnale: Op zoek naar confrontatie

Beeldhouwkunst - Conceptuele kunst - Fotografie - Installaties - Report - Schilderkunst - Tekeningen

Report




Lynne van Rhijn | De huidige biënnale van Kobe, Japan, lijkt met eenduidige werken troost te willen bieden aan een breed publiek. Het geheel lijdt daardoor onder een overdosis goede bedoelingen.

De medewerkers weten niet helemaal wat ze met me aanmoeten, als ik arriveer bij het kantoor van de KOBE Biënnale in het stadhuis van de havenstad Kobe. Maar ik klop dan ook onaangekondigd aan; de website gaf geen e-mailadres en bellen is door het tijdsverschil lastig.


Gelukkig is er onder de medewerkers een meisje dat wat Engels spreekt. Ik vertel dat ik uit Nederland ben gekomen om over de biënnale te schrijven. Ze helpt me op weg naar een van de locaties, en onderweg naar de metro vraag ik haar of er meer buitenlandse journalisten zijn geweest. 'Nee, nou misschien een Amerikaan.' Niet alle biënnales, zo blijkt maar weer, zijn geoliede internationale marketingmachines.

De biënnale van Kobe vindt dit jaar voor de derde keer plaats. Tien jaar na de grote aardbeving in die regio in 1995 werd besloten tot de oprichting ervan, want 'de stad had ervaren hoe kunst en cultuur ons hart en geest kunnen herstellen, en ons kunnen aanmoedigen en herinneren aan het belang van medemenselijkheid.'

Ook de leidraad van dit jaar zou
bedoeld zijn om de idealen hoog te houden.

Eerder werd kunst getoond met als doel het bevorderen van 'ontmoeting' (deai, het thema van 2007) tussen de mensen van Kobe en de rest van de wereld, en 'harmonie' (wa, het thema van 2009) onder hen. Ook de leidraad van dit jaar, kira oftewel 'sprankeling', zou bedoeld zijn om de idealen hoog te houden, en om licht te werpen op 'the lovely radiance of the people of Kobe and the world'. Wacht, lees ik dat nu goed? Gaat deze expositie over een eigenschap van de mens in het algemeen, over de sprankeling van de mens? Ondoordachte promotietekst wellicht; we zullen er maar niet te lang bij stilstaan.

TOEGANKELIJK

Als ieder ander koop ik een entreekaartje bij een winkelcentrum, een van de gebruikte locaties. De catalogus sla ik over, aangezien die van a tot z – of beter gezegd van van あ tot お – onleesbaar is. Overigens is op buitenlandse bezoekers wel gerekend; de titelbordjes hebben Engelse vertalingen. Met soms wat wonderlijke zinnetjes, zoals de plattegrond waarop geschreven staat: 'There is neither entrance nor exit on this floor.' Ik grinnik. Hoe ga ik dan in hemelsnaam op die derde verdieping komen?


AUN2H4, Chandelier -brightness of nature-, (z.j.)

Toch blijkt ook dit deel van de biënnale gewoon toegankelijk. Erg toegankelijk zelfs, en daarmee doel ik vooral op de beperkte complexiteit van het getoonde werk. Het thema 'sprankeling' heeft geleid tot een flink aantal kunstwerken dat het moeten hebben van lekkere lichteffecten zoals uv-lampen en glow-in-the-darkverf. Chandelier -brightness of nature- (z.j.) van AUN2H4 uit Japan bijvoorbeeld bestaat uit vier gekleurde lampen, voor elk seizoen een. Rondom elke lamp lijken blaadjes te dwarrelen die aan koordjes hangen. Daartussen zijn ook kleinere lampjes, die de schaduw van een figuurtje werpen als je je hand eronder houdt, een kikker bijvoorbeeld of een vogeltje. Een geinig effect, maar eigenlijk meer iets wat je in een woonwinkel verwacht.

De werken nodigen uit
tot een poëtisch moment.

Opvallend is bovendien de hoeveelheid werken die de bezoeker onderdeel maken van het werk, doordat je bijvoorbeeld met blokken kunt schuiven die uit het plafond steken (Small City van Taebeom Kim), of door spiegelingen of interactieve media-foefjes, waardoor een animatie op je reageert of jouw verschijning onderdeel van het werk wordt.



Taebeom Kim, Small City, 2011

Ik moet ineens weer denken aan het woord 'amuseum' dat ik een dag eerder bij de ingang van een spelletjesarcade heb zien staan. Maar deze werken willen meer dan speelgoed zijn, zo blijkt keer op keer uit de tekstbordjes. Ze nodigen uit tot een poëtisch moment.
De genoemde installatie van lampen van AUN2H4 staat symbool voor het leven zelf, dat soms vliedend en vergankelijk is, maar ook nieuw leven voortbrengt. 'Het werk drukt de schoonheid en grandeur van het leven uit', aldus de begeleidende tekst. Kunst voor beginners, lijkt het wel. Small City is inhoudelijk al even eenduidig. Het wil de bezoeker laten spelen, maar is tegelijk een metafoor voor de immer veranderlijke stad, die vreugde en verdriet van z'n inwoners in zich draagt.


Takeshi Shiokawa, Flower Station, 2011 (detail)

ONDER HET SPOOR
De beste locatie qua participatiekunst is Motoko, de winkelstraat onder het spoor. De kleine winkeltjes handelen in Waterlooplein-achtige spullen als legerjassen en oude horloges, en ertussen staan lege pandjes die aan kunstenaars zijn toebedeeld. 'Meedoen' ligt ook hier aan de basis van verschillende werken, zoals in Flower Station ~2011 KOBE~ (2011) van Takeshi Shiokawa waar je papieren knipsels kunt maken die dan uit draaiende paraplu's naar beneden vallen, en BUTSU-Ofudousan (2011) van Honbori Yuji, een kleurige installatie van heiligenbeelden die zijn samengesteld uit afgedankt alledaags materiaal dat verkregen is van buurtbewoners.


Honbori Yuji, BUTSU-Ofudousan, 2011 (detail)


Honbori Yuji, BUTSU-Ofudousan, 2011 (detail)

Doordat de kleine ruimtes zich met open deur in een nauw straatje bevinden kan de biënnale hier aan geen voorbijganger ontgaan. Alleen al doordat de pandjes voor gebruik zijn opgeknapt is de straat veranderd. Met enige trots laat een mevrouw me zien dat de ruimte waar we in staan in korte tijd getransformeerd is van een doorleefd hok in een strak witgepleisterde expositieruimte. Op de regenachtige dinsdag dat ik de biënnale bezoek is het erg rustig, maar hier kan ik me zeker voorstellen dat er sprake is van echte integratie met de winkelstraat en de gebruikers ervan. Mooi is daarbij dat veel van de werken gaan over 'de stad'. Brilliant Noise (2011) van oxoxo [zero by zero] bijvoorbeeld, dat bestaat uit een podium met daarboven reeksen gloeilampen die feller gaan branden door geluid – wanneer er een trein langsrijdt bijvoorbeeld, of als het podium gebruikt wordt voor een optreden. Met geluiden die gewoonlijk onopgemerkt blijven wil oxoxo zo de energie van de stad verbeelden.


OXOXO (zero by zero), Brilliant Noise, (2011)

In de stromende regen bekijk ik de beelden op de boulevard van Po-ai Shiosai Park, prachtig gelegen met uitzicht op de haven en de skyline van Kobe. Er is vrijwel niemand, misschien dat mede daardoor het participatie-element, dat ook hier terugkomt, vooral opgelegd lijkt. Goede bedoelingen in die richting zien we bijvoorbeeld bij 24 Studio (Fumio Hirakawa +Marina Topinova), dat een houten platform maakte met daarop enkele krukjes.


24 Studio (Fumio Hirakawa + Marina Topinova), Crater Lake (2011)

Het is een ruimte waar bezoekers kunnen verzamelen en in dialoog kun treden, aldus de makers. Ik zucht maar weer eens. In welke zin is dit meer dan een blits ontworpen parkbankje?


Tsuneo Sekiguchi in zijn Portiland Rainbowhut, 2011

Meer kan ik me voorstellen bij de Portiland Rainbowhut (2011) van Tsuneo Sekiguchi, een oertijd-achtige lemen hut die bedoeld is om in te dansen. Het blijft bij voorstellen, want voor zijn werk is zonlicht nodig, dat via een gat in het plafond binnenkomt en via kristallen in een bak water verschillende kanten op straalt, gebroken in regenbogen. Vandaag repareert de kunstenaar gaten in het dak, maar hoe dan ook is hij er elke dag, om muziek te draaien die mensen via hangende koptelefoons horen. Kijk, in zo'n betoverende mini-wereld wil ik best een potje participeren.

In zo'n betoverende mini-wereld
wil ik best een potje participeren.

BRAAF
Of de verschillende bijdragen nu werken of niet, opvallend is hoe het geheel een sfeer ademt van 'peace, love & happiness'. Onschuld buitelt over hoop, medemenselijkheid over ontroerende natuurverschijnselen. Kon ik me door zo'n boodschap nog maar door laten meeslepen... Maar nee, zoveel braafheid leidt in toenemende mate tot irritatie. Complete, essentiële onderdelen van de hedendaagse kunst ontbreken hier. Waar worden grenzen overschreden? Waar wordt 't ongemakkelijk, confronterend, onfatsoenlijk? Of politiek? Waar wordt mij een spiegel voorgehouden? Is er überhaupt ruimte voor kritiek? En waar zijn het kwaad, de lelijkheid, de viesheid?
Ik vraag me af of deze hiaat te verklaren is door een verschil in cultuur tussen Japan en het Westen. Wellicht is de gemiddelde Japanner minder kritisch ingesteld, opgegroeid binnen een samenleving waar beleefdheid, respect en saamhorigheid hoog in het vaandel staan. Toch komt er ook confronterende kunst van Japanse bodem. Denk bijvoorbeeld aan Tetsumi Kudo (1935-1990), die furore maakte met grimmige, antikapitalistische installaties waarin verval, losse lichaamsdelen en seksualiteit een grote rol speelden.

Onschuld buitelt over hoop, medemenselijkheid
over ontroerende natuurverschijnselen.

De triënnale in Yokohama laat eveneens zien dat het anders kan. Drie jaar geleden was daar nog een performance van de Duitse Jonathan Meese te zien, die op eigen bodem al mensen tegen zich in het harnas jaagde met zijn gebruik van nazisymboliek, penissen en 'vuile' schilderstijl. Het thema van de huidige triënnale is het bovennatuurlijke of surreële – niet direct controversieel maar toch zeker een tikje duister.

Een andere mogelijke verklaring ligt in de functie van de biënnale als instrument voor citymarketing: mogelijk vindt de gemeente dat het voor iedereen leuk moet blijven en wil de stad Kobe niet met negativiteit geassocieerd worden. Negativiteit zoals, wellicht, de aardbeving van 1995, die zoals gezegd aanleiding was tot het oprichten van de biënnale. Of zou de erfenis daarvan, en de recente herinnering daaraan door de tsunami van afgelopen voorjaar in het noordoosten, maken dat men hier nu eerder behoefte heeft aan troost, bezinning en ontroering dan aan uitdaging en confrontatie? [Zie ook het artikel van Esther Darley in Kunstbeeld #2-2010 over de biënnale van 2009 waarin de relatie tussen mens en natuur uitgelicht werd.] De organisatie bleek er bij navraag geen uitsluitsel over te kunnen geven, wellicht vooral door taalproblemen.

JAPANS
Waar andere biënnales met het theorieboek in de hand worstelen met de balans tussen 'lokaal' en 'internationaal' lijkt Kobe op een natuurlijke, maar wellicht wat naïeve manier heel Japans. Dat komt door de grote hoeveelheid Japanse kunstenaars, maar ook door de aandacht voor natuur, in zorgvuldig gemaakte, designachtige werken. Op de mysterieuze derde verdieping zijn bovendien deelexposities te zien van hedendaagse kalligrafie en keramiek. Er is ikebana, die soms experimenteler lijkt dan het overige werk. En zelfs kunst door gehandicapten en kinderen (zowaar een aanrader, want lekker rommelig en zonder opgelegd poëtisch moment!), en door lokale kunstenaars die katten en stillevens schilderen. Het is op deze biënnale onmogelijk te vergeten in welk land je bent. Als de kunst nou wat beter wordt, zou het met de internationale aandacht ook zomaar goed kunnen komen.

Bron: Kunstbeeld.NL
door: Nelle De Vos

Geen opmerkingen:

Een reactie posten